Meteen naar de inhoud

Moeten door de Ondernemingskamer benoemde bestuurders meer bescherming krijgen?

De benoeming van OK-bestuurders vindt veelal plaats op het moment dat er onenigheid bestaat over de door de rechtspersoon te volgen koers. Dit houdt in dat de bestuurders vaak in een vijandige omgeving terechtkomen. Voor sommige bestuurders is dit dan ook voldoende aanleiding om op den duur afscheid te nemen van de organisatie. Volgens Jurjen Lemstra[1] raakt dat de effectiviteit van het ondernemingsrecht. De wetgever riep een aantal jaar geleden extra bescherming in het leven voor onderzoekers die door dezelfde OK waren benoemd. Lemstra zei dat dit prima uitgebreid kan worden naar OK-bestuurders en -commissarissen. Dit houdt in dat ze nooit aansprakelijk kunnen zijn, tenzij er sprake is van opzettelijk of roekeloos handelen.

 

ZED+

Peter Wakkie is begin vorig jaar opgepakt op de luchthaven Madrid.[2] Hij werd door de OK aangesteld om de verkoop van het telecombedrijf ZED+ in goede banen te leiden en een faillissement te voorkomen. Volgens een Spaanse nieuwswebsite El Confidencial werd hij opgepakt in verband met de betaling van miljoenen euro’s smeergeld aan familieleden van Russische ministers. Volgens advocaat Marcel Evers is Wakkie erin geluisd door de voormalige baas van ZED+. Laatstgenoemde werd geschorst door de OK, vanwege onder meer het vervalsen van e-mails. Omdat een dergelijke schorsing niet geldt in Spanje, probeerde de oud-bestuurder van ZED+ de controle te behouden over ZED Worldwide. Er was sprake van een potentiële overnamekandidaat voor ZED+, waardoor Wakkie naar Spanje was gevlogen. Wakkie werd direct opgepakt, omdat hij een onderzoek zou hebben gefrustreerd naar geldstromen vanuit de gezamenlijke kas richting bedrijven, die indirect waren gelinkt aan familieleden van een Russische minister. Uiteindelijk heeft de Ondernemingskamer Wakkie in het gelijk gesteld.

 

Is het niet tijd om OK-bestuurders meer in bescherming te nemen?

Door het wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen is de uitsluiting van aansprakelijkheid in faillissement (huidig art. 2:138 en 2:248 BW) voor door de OK benoemde bestuurders en commissarissen in art. 2:9c lid 7 tweede zin BW jo. art. 2:11c BW (voorstel).[3] In de slotzin van het zevende lid van art. 2:9c BW wordt bepaald dat de regeling niet van toepassing is op een door de Ondernemingskamer in een enquêteprocedure aangestelde tijdelijke bestuur als bedoeld in artikel 2:356 onder c BW. Het betreft daarbij zowel de bestuurder die op grond van artikel 2:349a lid 2 BW aangesteld is bij wege van voorlopige voorziening als de bestuurder die aangesteld is bij een op grond van artikel 2:355 lid 1 BW getroffen voorziening. Ingevolge het voorgestelde artikel 2:11d is de regeling evenmin van toepassing op een door de Ondernemingskamer benoemde commissaris als bedoeld in artikel 2:356 onder c BW. De regel laat overigens onverlet de mogelijkheid van de curator om een door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder of commissaris aansprakelijk te stellen op grond van artikel 2:9b lid 1 (het huidige artikel 2:9 BW). Het lijkt er dus op dat Den Haag steeds meer bezig is met dit leerstuk.

Jordy Karperien

 

[1] Jurjen Lemstra is advocaat van de Russische aandeelhouders ZED+

[2] https://beta.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/advocaat-bestuurder-peter-wakkie-is-erin-geluisd~bcac99e8/

[3] Kamerstukken II 2015/16, 34491, 3, p.19.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *