Inleiding
Nederland maakt zich weer op voor een periode van bloeiende welvaart. De economische analyses en modellen leveren positieve getallen, het nog te formeren kabinet wordt al voorzichtig ‘investeringskabinet’ genoemd en buitenlandse bedrijven richten hun peilen op grote Nederlandse ondernemingen. Vooral dit laatste veroorzaakt enige discussie bij de koffieautomaten en menig werk voor ons als ondernemingsrechtjuristen. Bedrijven als PostNL, AkzoNobel en Unilever domineren de krantenkoppen met hun mislukte paringsdansen en aarzelende huwelijksonderhandelingen door de avances van grote buitenlandse ondernemingen. Maar waar komt deze overnamedrift toch opeens vandaan? Is het echt lente op de Nederlandse fusie- en overnamemarkt?
De markt ligt open
Het zijn spannende tijden in de bestuurskamers van de grote Nederlandse ondernemingen. De Amerikaanse en Europese rente kan door het beleid van de centrale banken met een gerust hart extreem laag worden genoemd. Wat er toe leidt dat grote bedrijven tamelijk gemakkelijk de oorlogskas kunnen spekken en het vizier scherp kunnen stellen. Door de onvermijdelijke samenkomst van wereldmarkten opereren conglomeraten niet meer op hun eigen ‘eilandje’ en kunnen deze concerns hun werkzaamheden uitbreiden naar vreemde vijvers. Fusies komen dan ook vaak in golven, als een concurrent een bod uitbrengt kan men niet altijd achterblijven en zal er al gauw een reactie volgen uit een andere bestuurskamer. De bal zal de komende tijd blijven rollen.
Gemakkelijke prooi
Vanouds zijn vooral de concerns met verschillende bedrijfsonderdelen een gewilde prooi. Dit omdat delen van de aankoopsom al gauw terugverdiend kunnen worden door het verkopen van de verschillende bedrijfstakken. Zo kennen we allemaal het sprookje van ABN Amro in 2007. Bedrijven zoals Akzonobel en Unilever voldoen perfect aan dit plaatje en zullen niet gauw met rust gelaten worden. Bij Unilever heeft dit recent zelfs geleid tot het afstoten van haar afdelingen die margarine en broodbeleg produceren om daarmee vijandige overnamepogingen af te weren. Philips gaf lang geleden al het voorbeeld met het verzelfstandigen van de lichtdivisie, een historisch besluit omdat Philips al sinds 1891 gloeilampen produceerde.
Paniek
Het recente nieuws uit fusie- en overnameland heeft geleidt tot paniekerige reacties van bestuurders en werkgeversorganisaties. De oud-Shell bestuurder Jeroen van der Veer noemde vijandige overnames ‘de donkere zijde van het kapitalisme’ en zelfs minister Henk Kamp (VVD) verzette zich tegen de versierpogingen van het Belgische Postbedrijf (Bpost) met PostNL en de buitenlandse overname van Akzo. Vanuit dit perspectief lijkt er opeens weerstand te zijn tegen buitenlandse overnames terwijl 10 jaar geleden, tijdens de zomer van 2007, de toenmalige minister van financiën Wouter Bos (PvdA) de tegenstanders van de overname van ABN Amro nog van een ‘misplaatst oranjegevoel’ betichtte.
Nationaal bezit?
Uiteraard zijn de bedrijven waarop de peilen nu gericht worden geen nationaal bezit maar zijn het wel grote organisaties die economisch veel hebben bijgedragen aan ons land. Zodoende wijzen vele organisaties de Nederlandse overheid op haar plicht om ervoor te zorgen dat deze overnames hun positieve effect op de Nederlandse economie garanderen. Dit lijkt mij onverenigbaar met het vrije marktprincipe. Tot in hoeverre kan je als overheid überhaupt (macro-)economische verplichtingen opleggen aan bedrijven?
Ingraven of ten strijde?
Toch is het ook begrijpelijk te noemen dat de pleitbezorgers van een liberale markt bij een buitenlandse overname opeens veranderen in beschermheren van een krachtige, interveniërende overheid. Na een buitenlandse overname is de beslissingsmacht namelijk niet meer gecentraliseerd in ons kleine landje maar verdwijnt zij over de grenzen naar vreemde oorden. Een ongewenst gevolg voor beleggers maar ook de politiek is er niet blij mee. In deze context kunnen we het wetsvoorstel voor bescherming van Nederlandse telecombedrijven tegen buitenlandse overnames van minister Kamp zeker niet vergeten. Zelfs Premier Rutte noemde de biedingen op AkzoNobel onwenselijk.
Nationale overheden kunnen en zullen dan ook niet achterblijven en zullen er alles aan doen in de toekomst om vermogensbeheerders de nodige stabiliteit en langetermijnperspectieven te kunnen bieden. Dit zal en heeft al tot de nodige (fiscale) discussie op Europees niveau heeft geleid. Wellicht zal dit onderwerp ook wel aangesneden worden aan de formatietafel. Dit des te meer vanwege de toename van protectionistische geluiden vanuit de rest van de wereld. Waarop een tegenreactie niet kan uitblijven. Tegelijkertijd zullen ook de beschermingsconstructies op ondernemings- en wetgevingsniveau niet achterblijven. Zo worden de stellingen opgehoogd en de verdedigingsgrachten uitgediept. Wie zal de Hollandse verdedigingslinie durven te trotseren?
Geschreven door Anouar Ibn el Kadi 1
Bronnenlijst
- 1 Anouar is student notarieel recht.
